Slaapplaatsen van wulpen aan de Oost- en Middenkust 25/01/2020 – Guido Rappé

Marc Nollet

Wulpen in de mist

‘t Is goed, in droeve coronatijden,

nog eens in ‘t eigen hert te kijken

en in d’eigen computer te peilen

of ik van wintertijd tot prille lentedag

geen enkel hert heb zeer gedaan,

van wulpentellers in mist op baan;

hierbij toch het verslag welaan !

(vrij naar Alice Nahon)

 

Ja, nu we toch aan huis gekluisterd zijn door een epidemie op wereldschaal, reizen naar buitenlandse natuur geannuleerd worden en natuurreizen naar andere planeten, zonnestelsels, melkwegstelsels en parallelle universa (voorlopig) nog niet kunnen, komt er tijd vrij voor een verslag over avonturen in de schemerzone.

Want dat is wat er elk jaar weer gebeurt, op stap in de late namiddag en de schemering, alsof we ons moeten schamen voor ons wulps voyeurisme, in de buurt van uit het verleden gekende slaapplaatsen van wulpen om te zien of ze nog altijd evenveel vaak hebben als andere winters en dat nog even vaak uitleven op dezelfde (of andere) plaatsen.

Deze jaarlijkse gewoonte om eind januari een telling te houden van de aantallen wulpen op hun winterse slaapplaatsen, wordt op Vlaams niveau gecoördineerd door het Instituut voor Natuur en Bos (INBO, coördinator Koen Devos). Dit Vlaamse luik kadert in een internationale context; ook in het buitenland wordt op deze afgesproken zaterdagavond of zo dicht mogelijk bij die datum hetzelfde gedaan. Zo komt men tot een idee van de populatiegrootte van de wulp, een veel handigere en snellere manier dan inventariseren in de broedgebieden met vaak lage dichtheden over enorme oppervlakten.

Dit jaar was het een wel erg speciale editie. Door de weersomstandigheden ging de telling op sommige plaatsen – letterlijk – de mist in.

Maar “elk nadeel hep se voordeel”: dit verslag is meteen ook als scenario gedeponeerd in Hollywood voor de sequel op “Gorilla’s in the mist”.

Het klinkt alvast goed in het Engels “Curlews in the mist”. Nu nog een hoofdactrice met de juiste CURves, Looks en WulpS uiterlijk (haakneuzen die dit voor deze rol als een extra anatomische troef beschouwen gelieven zich echter te onthouden, hoog op de poten daarentegen…) en de opnames kunnen zo starten.

In de aanloop van dit verslag (om alvast in de sfeer te komen, in mistige bergen en zonnige dalen) hebben Mergussers onlangs zelfs wulpen geteld in de uiterste zuidwestelijk punt van het West-Palearctische gebied: Kaapverdië. Zij zagen er 1 wulp en waren daar zeer gelukkig mee (daar stond een veelvoud aan regenwulpen tegenover).

In onze uithoek van het land, een klein stukje van de westelijke rand van de midwest van het Palearctisch gebied, voor historici simpelweg het noordelijke Brugse Vrije, verlenen medewerkers van de vogelwerkgroepen Mergus en Middenkust enige uren van hun tijd om in weer en ontij, soms in een lekker winterzonnetje, maar evengoed in mist en nevel, het gejodel dat opstijgt uit de slaapvertrekken te kwantificeren.

Op sommige plaatsen werden resultaten van voorafgaande tellingen of van de volgende avond in het overzicht gebruikt, om de mislukkingen op zaterdagavond te proberen corrigeren. Voor de tellers en hun sympathisanten presenteren wij hier graag een eigen streekoverzicht.

 

Klimaat van de voorafgaande wintermaanden

De winter 2019-2020, in de aanloop naar de telling, zag eruit als volgt. (Opmerking: de maandoverzichten zijn gebaseerd op de waarnemingen in Ukkel, in het midden van het land. Dat hoeft niet volledig te corresponderen met de weerssituatie aan de kust, die gemiddeld minder extreem is.)

December 2019 was een relatief warme, zonnige maand, met een gemiddelde temperatuur van 5,9°C (t.o.v. het 30-jarige gemiddelde van 3,9°C (referentieperiode 1981-2010). De eerste vijf dagen waren kouder dan normaal, maar vanaf Sinterklaas lagen de temperaturen boven de normale waarde. Het was een normale maand wat betreft het aantal vriesdagen (6), neerslagdagen (21d, normaal 19d, maar iets minder neerslag (71,4 mm) dan het gemiddelde van 81 mm), windsnelheid (4,3m/s) en richting (ZZW). De zon scheen 55 uur (gem. 45). De luchtdruk lag net onder het gemiddelde (1011 hpa). Er waren geen sneeuwdagen, wat abnormaal weinig is. Er waren nauwelijks meer onweersdagen (4 t.o.v. normaal 3). Het kwik zakte alleen ‘s nachts onder nul, tijdens de eerste 5 dagen en op 29 december.

De maand januari 2020 was warmer dan normaal door de gemiddelde temperatuur van 5,9°C (norm. 3,3°), kende minder vriesdagen (6, norm. 12), minder neerslagdagen (15d, t.o.v. gemiddeld 19d)), minder neerslagtotaal (51,3 mm t.o.v. 76,1 mm), geen sneeuwdagen (normaal 3d) en bijna normale luchtdruk (1021mm t.o.v. gemiddeld 1017mm). De windsnelheid was normaal (4,1 m/s), de richting normaal (ZZW). We zagen het zonnetje zoveel uren als we gemiddeld gewoon zijn (57u uur t.o.v. gem. 58u). Het kwik zakte (alleen) ‘s nachts onder nul op nieuwjaarsdag, op 19, 21, 22, 24 en 25 januari. De week voor de telling was dus de koudste periode van de maand, maar allicht niet streng genoeg om enig effect p de aantallen te ressorteren. De relatieve luchtvochtigheid was voor december redelijk normaal, met 81%, maar uitzonderlijk hoog in januari, net onder het record van vorig jaar van 89% en het vorige record van 88% uit januari 2010 evenarend.

De tellingen gebeurden grosso modo tussen 16u30 en 17u45.

 

Voorhaven Zeebrugge en Baai van Heist

Vaste medewerker Marc De Ceuninck was niet beschikbaar voor de simultane telling, maar ging op vrijdagavond al een kijkje nemen: hij had er 183. Frank Descheemaeker kon zijn plaats innemen op zaterdagavond en telde er 179 wulpen. Hoe plaatstrouw kunnen ze zijn, die vogels. Het verschil van 2% is gewoon de telfout.

De Baai van Heist werd net als vorig jaar niet gecontroleerd, omdat de ervaring in vorige jaren was dat dit gebied fungeert als een voorverzamelplaats voor de Voorhaven.

 

Niet de Kleiputten van Heist, wel de zeedijk

In de Kleiputten werd er dit jaar niet postgevat. Jean-Pierre Verduystert telde daar traditioneel (als hij niet de Baai van Heist controleerde), maar hij stelde daar meestal geen slapende wulpen vast, hoogstens overvliegende vogels, die wellicht voor de slaapplaats in de voorhaven van Zeebrugge bestemd waren. Zoiets kon een weekje eerder ook Stefaan Brinckman vaststellen: hij zag er 75 overvliegen in noordelijke richting om 17u16 (waarnemingen.be).

Vermits die gebieden de laatste jaren weinig tot niets opleverden (maar een nulwaarneming is evengoed een waarneming), had ik Jean-Pierre gevraagd of hij niet op een andere plaats wilde staan tellen: de zeedijk in Heist ter hoogte van de Serweytens de Mercxstraat. Dat is de vooruitspringende knik in de dijk, met vrij zicht in oostelijke en westelijke richting.

Dat had een reden. Enige tijd voordien had ik bij valavond groepjes wulpen over Heist zien vliegen in noordelijke richting, naar de kust. Ik vroeg me af of die wulpen ter hoogte van het strand daarna westwaarts naar de Voorhaven afbuigen (zou logisch zijn, de dichtbije slaapplaats) of toch oostwaarts naar het Zwin doorvliegen, zoals ik het vroeger, toen ik nog jong was en in Heist woonde, vaak had gezien.

Ook de collega-wulpentellers van Voorhaven en Zwin waren van mijn vraag aan Jean-Pierre op de hoogte. Of ze ook specifiek even wilden letten op invliegende wulpen uit resp. oostelijke en westelijke richting.

Ook in de Achterhaven hadden wij al vastgesteld dat een grote groep soms vertrekt richting kust, maar schijnbaar nergens (niet aan de kust, niet in de Kleiputten) is opgemerkt. Misschien kon deze nieuwe positie enig licht werpen op dit wulps verschijnsel.

Deze hoop bleek ijdel. Niets geen wulps gedoe. Jean-Pierre bleef op zijn honger zitten. Hij stond echter niet op de afgesproken plaats op de uitkijk, de voorwaartse knik in de zeedijk, maar op het duin rechtover zwembad de Raan (noordwestelijke hoek van het Bosje van Heist), van 16 u tot 18 u. Dit levert wel vrij zicht op in oostelijke richting, maar in westelijke richting kunnen groepen gemist worden. Hoe dan ook, hij heeft geen enkele overvliegende wulp gezien, ook niet boven zee. Gelukkig was het niet helemaal een vogelloze avond; hij kon nog een ijsgors melden en wat langsvliegende rotganzen.

 

Achterhaven Zeebrugge

Jan Swimberghe en Guido Rappé hebben de Achterhaven proberen tellen, maar dat was echt onmogelijk door de dichte mist. Er werden 10 wulpen gezien, maar frequent gejodel gehoord onder de dekens van mist. Wegens zelf niet kunnen, heeft Frank Descheemaeker de zondagavond een nieuwe poging gedaan in hun plaats, met meer succes: er waren 286 wulpen aanwezig op 26 januari.

 

Zwin (en omgeving)

In het Zwin waren de tellers van dienst Kurt Van Damme, Hendrik Borglevens, Johny Van Acker en Nathalie Resteau.
De medewerkers daar vermelden dat het slechte zicht een belangrijke rol speelde waardoor er zeker wulpen ge’mist’ zijn.
Binnen de dijken zitten de wulpen op verschillende plaatsen.
Nathalie (vanop de dijk aan het kijkcentrum?) telde geen wulpen, Johny zag er 60 in het voorste deel van de Zwinvlakte, Kurt aan de Koksmuts 11 stuks en Hendrik was actief op diverse plaatsen: in het middenste deel van het Zwin 34, aan de duinkant van de Zwingeul 3, in Nederlandse deel van de Zwingeul 13, in het Belgische deel van de Zwingeul 75, invliegend uit het oosten (Zeeuws-Vlaanderen?) 12 om 17u18 en 4 om 17u23. Voor de Zwinvlakte geeft dat een totaal van 212 wulpen. Hendrik denkt dat er gerust nog een 50-tal mogen bijgeteld worden die wel hoorbaar, maar niet zichtbaar door de mist aanwezig waren aan de zijkant van de geul. Buiten de dijken van het Zwin werden er nog 33 wulpen geteld vóór de kijkplek in de Kleyne Vlakte rond 16u40. Deze werden door Johny niet gemeld als binnenvliegend. Zijn deze daar blijven zitten? Misschien wel: Wouter Faveyts zag er de donderdagavond, om 17u15, later in de schemering dus, nog 78 op die plaats (waarnemingen.be).
Bij wijze van compromis tellen wij deze 33 mee voor het totaal van het Zwin, maar niet de 50 onzichtbare.
Zo komen we aan een beredeneerd minimum van 245 wulpen die het Zwin op die avond gebruikten als slaapplaats.
Enkele Zwintellers melden nog een vrouwtje blauwe kiekendief dat over de Zwingeul vanuit de dichte mist opdook. Winterbeelden… daar kunnen we in deze honkvaste lente alleen maar van dromen.

 

Uitkerkse Polder

Dirk Content, Franky Beidts en Filip Vanhee zijn op stap geweest in dit grote poldergebied dat Uitkerke is. Er is niet echt (meer) sprake van een grote concentratie op één slaapplaats, maar van verspreide groepen. Ook hier moest er onder slechte omstandigheden worden geteld. Het zicht was door de mist niet meer dan 200m. Eigenlijk waren alleen de eerste 100m betrouwbaar goed te zien. Voor Franky die ging tellen aan het molentje had het hierdoor geen zin. We hebben dus geen idee als en hoeveel er eventueel aan het molentje, nochtans een klassieke plek, komen slapen zijn. Filip heeft de kuststrook geteld en heeft drie groepen wulpen zien zitten: een 250 in de kuststrook oost, 100 langs de Neptunuslaan en 140 in een onder water staand perceel tegen aan Wenduine, een subtotaal van ongeveer een derde van de wulpen in het gebied (490). Dirk stond op het kruispunt van de Drijfstraat met de Koestraat. Door de mist waren enkel de vogels te zien die uit noordelijke, oostelijke en zuidoostelijke richting aankwamen, dat is slechts 180°. Het subtotaal hier was toch niet mis: 1033 wulpen opgeteld. Samen komen deze polders uit op 1523 wulpen. Dit is slechts een minimum. Tijdens de waterwildtelling van het vorige weekend werden 1700 wulpen geteld. Dat cijfer, in de wetenschap dat de wulpentelling sterke hinder ondervond door de mist, noopt Dirk er toe van zo’n 1700 à 2000 wulpen te spreken voor dit gebied.

In het overzicht ronden we de telling af op 1600, meer dan gezien, minder dan geschat. Hiermee neemt Uitkerke zijn positie van beste wulpengebied in de regio weer in.

 

Bunkerweiden tussen Klemskerke en Vlissegem

Dit is een slaapplaats die u tevergeefs zult zoeken in vorige verslagen. Wij werden er vorig jaar op geattendeerd door Bruno Beyen, maar de telling van toen heeft het verslag niet gehaald. Dit zetten we recht in de overzichtstabel van de laatste jaren onderaan dit verslag. Bruno was zowel in 2019 (toen 180) als in 2020 de teller van dienst: dit jaar zag hij er 165.

 

Damme en omgeving

Tellers van dienst waren hier An Roose en Rudy Deplae, vanaf 16u30 tot 18u. Aan de kijkhut van het reservaat Stadswallen, een traditionele slaapplaats, zaten er de avond van de telling echter slechts 3 wulpen. De plek vóór de kijkhut is vooral een slaapplaats geworden van kievit, kolgans, grauwe gans, meerkoet, ooievaar en zeer veel eenden. Het was er zeer mistig ook, maar toch wel mooi. Winterbeelden… daar kunnen wij in deze honkvaste lente alleen maar van dromen (zou dat een coronaire aandoening zijn, in herhaling vallen als je ‘in je kot’ moet blijven?).

 

Voor de andere gekende slaapplaatsen, de weiden West van de Damse Vaart, in de wijk Mikhem, en Romboutswerve, hadden zij geen tellers gevonden. Mikhem is de meest gebruikte slaapplaats, maar helaas niet te tellen, het is een natte weide die omgeven is door rietkragen. Je kunt er niet heen zonder te verstoren. Ook het aanvliegen van de wulpen is er niet makkelijk te zien. Tijdens de wulpentelling was er niemand om Mikhem te tellen en het zou met de mist ook niets opgeleverd hebben. Robrecht Pillen brengt hier echter raad. Het beste idee over het aantal wulpen te Damme zien we voor de kijkhut omdat ze daar vaak, rond 15u, verzamelen. Het is ook een ideale plaats voor een poetsbeurt. Daarna vliegen ze in groepjes naar Mikhem. Uit ervaring kunnen we zeggen dat er deze winter permanent meer dan 400 wulpen in het gebied aanwezig waren. Het hoogste aantal dat Robrecht er telde, weliswaar een maand na de telling, was 453 op 22/2.

We gaan op het advies van Robrecht af en hanteren ter compensatie voor Mikhem een cijfer van 400 wulpen.

 

Kleiputten Oostkerke-Hoeke en omgeving

Hier werd geteld door Robrecht Pillen. Ondanks de mist was de telling toch nog goed verlopen. De grootste groep was terug op de traditionele slaapplaats, op een akkertje (maar vroeger was dit grasland) in de omgeving van de kleiputten te Oostkerke-Hoeke in de Eibroekvaartweiden, tussen Sabtsweg en Hoekestraat, en dicht bij de Oostkerkestraat leverde 380 wulpen op. In de omgeving van de slaapplaats langs de Sabtsweg die vorig jaar werd gebruikt, toen op akkerland ten noordwesten van de kleiputten, waren ook nog wulpen aanwezig, nu wel in de reliëfrijke weide er achter, bovendien in de mist. Hij kon er 35 tellen maar mogelijk is dit een onderschatting.

In het totaal was deze omgeving dus toch weer goed voor (minstens) 415 wulpen.

 

Lage Moeren Meetkerke

Mieke Rodts heeft zondagmorgen geteld aan de Oosternieuwweg in Varsenare. Ze kon 64 stuks tellen. De vraag van vorig jaar blijft, of dit echt om een slaapplaats gaat, dan wel om foerageergedrag van vroege vogels. Omdat in dit gebied, de Lage Moeren en omgeving, in vorige jaren wel soms een slaapplaats gemeld werd, neem ik dit getal toch op in het overzicht.

 

Bourgognemeersen Eernegem-Westkerke

We ontvingen dit jaar slecht nieuws van het westelijk front, de klassieke slaapplaats in de Bougognemeersen. Koen Maertens meldt dat er geen wulpen kwamen slapen op de avond van de telling. In elk geval was deze plaats een van de sterkhouders van de tellingen tijdens de eerste jaren, toen er gemakkelijk 750-1200 wulpen aanwezig waren. Maar misschien moeten wij deze slaapplaats nog niet definitief afschrijven. Een nulwaarneming is evengoed een waarneming, maar slechts dat, een momentopname op het afgesproken tijdstip.

Van Sam Dewanckele kon ik enkele tellingen terugvinden op waarnemingen.be die, samen met extra commentaar van Sam, toch enig licht kunnen werpen op de situatie. Op donderdagavond 23 januari, twee avonden vóór de telling, om 16u50, zag hij een groep van 150 wulpen in de buurt. Hij vermoedt dat dit nog geen definitieve plek voor de nacht was, maar dat de vogels waarschijnlijk nog zullen vervlogen zijn naar een ‘echte’ slaapplaats. Op oudejaarsavond 2019 gingen wulpen iets noordoostelijker van deze plek slapen: om 16u22 telde hij er 656 op de slaapplaats (https://waarnemingen.be/observation/183644531/). Hij vermoedt dat dit de gebruikelijke slaapplaats was gedurende de gehele winter.

Blijkbaar zitten er toch niet elke avond slapende wulpen in de regio van de Bourgognemeersen of zitten ze af en toe op een andere plek. Misschien iets om te proberen opvolgen volgende winter in de aanloop naar de jaarlijkse telling eind januari.

 

Pompje Oudenburg

Dirk Vanhoecke van partnervereniging Vogelwerkgroep Middenkust, de traditionele teller van het Pompje, meldde dat het een moeilijke telling was door opkomende mist. Hij telde er minimaal 306 wulpen op de slaapplaats, maar hij was er zeker van dat er meer waren. Van de week voordien heeft hij weet van bijna 200 meer op de slaapplaats, 492 wulpen.

 

Sluiskreek/Zoutekreek Zandvoorde

Serge Allein, trouwe teller van het eerste uur van dit gebiedje van de Vogelwerkgroep Middenkust dat mee opgenomen wordt in ons jaarlijks overzicht, had een ‘vermiste’ telling. Hij zocht en vond een vervanger voor een nieuwe poging op 26 januari aan de Oostendse kreken in de persoon van Tim Goethals: 79 slapende wulpen.

 

Conclusie

De telling van wulpen op hun slaapplaatsen werd dit jaar sterk gehinderd door de dichte mist. Voor enkele gebieden hebben we enige extrapolatie toegepast, soms aan de voorzichtige kant (Uitkerke, Pompje Oudenburg, Zwin), soms aan de realistische kant (Damme-Mikhem). We mogen het totaal van 3742 wulpen ondanks deze slechte weersomstandigheden toch als een geslaagd resultaat beschouwen. Er werd op 10 slaapplaatsen gecontroleerd in de wijde regio (Oostkust t.e.m. omgeving Zoutekreek, met dank aan Vogelwerkgroep Middenkust), een 11e slaapplaats, de Bourgognemeersen, leverde op de avond van de telling niets op. Het zijn op één na allemaal klassieke slaapplaatsen: een plaats in Klemskerke-Vlissegem wordt pas sinds vorig jaar meegeteld. Dit totaal, het resultaat van enige schattingen toch, moet beschouwd worden als een minimum. Laat ons aannemen dat er een kleine 4000 wulpen in de regio aanwezig waren. Dat is meer dan vorig jaar en ligt boven het gemiddelde in onze streek (tussen 3000 en 4800, gem. 3666). Het is vergelijkbaar met het resultaat van twee en drie jaar geleden (zie onder). Het record tijdens deze officiële midwintertellingen ligt nog steeds op 6205, genoteerd in 2011 (niet meegerekend in het gemiddelde).

De Uitkerkse Polders (>1600) nemen de eerste plaats in, gevolgd door de Kleiputten van Oostkerke en omgeving (415) en wellicht Damme-Mikhem (schatting van 400). Misschien zit het resultaat van het Pompje Oudenburg (306) onder het reële aantal (een week eerder nog bijna 500) en het is jammer dat de Bourgognemeersen Eernegem geen wulpen hebben opgeleverd. De meeste andere gebieden zaten min of meer op een normale bezetting.

De drie gebieden met het hoogste aantal zijn dit jaar samen verantwoordelijk voor bijna 65% van het totaal. De ‘nieuwe’ slaapplaats in Klemskerke-Vlissegem wijst er ons op dat we blijvend alert moeten zijn op kleine slaapplaatsen, misschien tijdelijk van aard, misschien structurele verplaatsing of opsplitsing van gekende slaapplaatsen (Oudenburg? Eernegem?).

Het was de twaalfde keer dat deze wulpenslaapplaatsentelling plaats vond. Ter vergelijking nog eens de aantallen van de vorige jaren: 3528 ex op 31/01/2009, 3184 ex op 30/01/2010, 6205 op 29/01/2011, 3975 op 28/01/2012, 4794 op 25/01/2014, 3050 op 24/01/2015, 3646 op 23/01/2016, 3982 op 21/01/2017, 3672 op 20/01/2018, 3164 (gecorrigeerd cijfer) op 19/01/2019. (Opmerking: in 2013 waren de weersomstandigheden extreem anders: in het pas de dag van de telling voorzichtig dooiend witte sneeuw- en vorstlandschap van toen, kende de wulpenaanwezigheid (en de telprecisie?) een absoluut dieptepunt van een geschatte 1100-1200 ex.)

Een oprecht woord van dank aan alle tellers en lokale contacten: Geert De Clercq , Dirk Content, Franky Beidts, Filip Vanhee, Bruno Beyen, Marc De Ceuninck, Jean-Pierre Verduystert, Jan Swimberghe, Guido Rappé, Frank Descheemaeker, Kurt Van Damme, Patrick Janssens, Nathalie Resteau, Johny Van Acker, Robrecht Pillen, An Roose, Rudy Deplae, Dirk Vanhoecke, Serge Allein, Tim Goethals, Mieke Rodts, Koen Maertens en Sam Dewanckele voor extra inlichtingen.

Ten slotte vindt u hieronder nog eens een overzichtstabel van de deelgebieden van dit jaar en de vijf vorige jaren ter vergelijking (geel in 2019 is een aanvulling, geel in 2020 zijn benaderingen) .

Guido Rappé

 

Wulpenslaapplaatstelling 2015 2016 2017 2018 2019 2020
Uitkerke 743 1297 634 1203 506 1600
Kleiput Oostkerke & omgeving 362 510 274 430 485 415
Mikhem Damme   141 ? 110 258 400
Pompje Oudenburg 287 319 533 418 522 306
Achterhaven Zeebrugge 309 300 781 209 305 286
Zwin 251 147 617 157 353 245
Voorhaven Zeebrugge 0 72 825 162 253 179
Bunkerweiden Klemskerke-Vlissegem         180 165
Sluis-, Zoutekreek Zandvoorde 152 174 72 203 162 79
Lage Moeren Meetkerke 27 0 0 98 108 64
Stadswallen Damme 247 183 0 320 0 3
Meersen Bourgogne Eernegem 672 503 241 362 32 0
Kleiputten van Heist       0 0 ?
Baai van Heist     5 ? ? ?
Romboutswerve Damme   (50?) 0 ? 0? ?
Totaal 3050 3646 3982 3672 3164 3742

 

 Guido Rappé