Tekst en afbeeldingen / Guido Orbie.
Welke waarnemingen kunnen we , ruim een kwarteeuw later , in exact dezelfde periode in ons Voorhavengebied verwachten ?
28 jaar geleden was de Zeebrugse Voorhaven in volle uitbouw: de nieuwe strekdammen (Westdam en Oostdam)werden aangelegd en daar tussenin werd het op zee veroverde gebied opgespoten met zand. Een omvangrijke zandplaat met pioniersduinen en –flora in wording en uitgestrekte slikplaten namen stilaan vorm. Het zou het begin worden van een ongezien en tot dan ongewoon stuk vogelparadijs in eigen regio. In een mum van tijd hadden kokmeeuwen het terrein verkend en ingepalmd en meteen ontstond een subkolonie van de toen massale kokmeeuwenkolonie in het Zwin (meer dan duizend broedparen groot). Nog interessanter werd het gebied toen de eerste grote sternen op hun beurt het terrein ontdekten en zich in de nabijheid en zo goed als onder de vleugels van de kokmeeuwenkolonie kwamen vestigen. Een compacte broedkolonie van deze witte prachtvogels met zwarte kuif vond dat het er goed was en bleef er enkele jaren naeen stevig gesetteld. Nog meer ‘formidable’ was de dag waarop ik samen met Georges De Putter het allereerste broedgeval van Dwergstern ontdekte. En ook in dit geval bleek dit het begin van een nieuwe broedperiode van deze soort na jarenlange afwezigheid aan onze kust. In geen tijd volgde de rest van het bijna paradijselijk verhaal met de exploderende kolonie van visdieven op kop, gevolgd door broedende strandpleviertjes, bontbekken, kluutjes , tapuiten en scholeksters. De meeuwen volgden in de pas en in de vlucht met uiteraard de rovende zilvermeeuwen op kop en deze werden dan weer gevolgd door een eerste broedgeval stormmeeuw en broedende zwartkopmeeuwen. De kleine mantelmeeuwen zouden later maar dan ook massaal de reeks afsluiten.
De Voorhaven werd meteen één van de , zo niet hét belangrijkste excursiegebied van de natuurvereniging ‘De Wielewaal’ en kon op die manier en op spectaculaire wijze z’n waarnemingen , toen al door Marcel Pottier ‘IFO’s gedoopt in ‘DOEDELJOE’ opnemen. (= het toenmalig afdelingsblad van Wielewaal Brugge).
Alle seizoenen bleken goed voor spetterende waarnemingen, zowel het voorjaar, het broedseizoen, de najaarstrek als de winter met de vele observaties van ijs- roodkeel- en parelduikers, de futenfamilie met inbegrip van zowel dodaars, geoorde fuut , kuifduiker en roodhalsfuut en uiteraard de massa’s eenden met eidereenden op kop.
‘Quo vadis ’ en waarheen met dit artikel ?, zal u zich wellicht afvragen bij het lezen van deze bijdrage. Het antwoord is simpel : een uitgescheurde pagina uit m’n notaboek van 26 oktober 1985 met het relaas van één van die vele waarnemingen hierboven vermeld, gaf aanleiding tot dit schrijven. Maar er is meer : het heeft tevens de bedoeling een stimulans te zijn voor het winnen, het aanwerven en inrichten van nieuwe stukken natuur in eigen omgeving. We zijn overigens goed bezig :van de Uitkerkse polders, al over het voor de zeevogels wispelturige sterneneiland , het weldra fel verhoopte ‘nieuwe Zwin’ met z’n herboren schorrevlakte tot de stadswallen in Damme en nog verder in de zandstreek en de bossen en heideveldjes ten zuiden van Brugge.
uit het notaboek v. Guido Orbie – zat. 26/10/1985 14:00u – 16:15u
Opmerkelijk : de wnm gebeurt vanop 6 tot 10 m afstand !
Het kleine selecte groepje vogelaars van vorige eeuw is inmiddels een fel aangegroeid peloton all round natuurvrienden geworden en de vroegere pioniers met notaboekje en aftandse verrekijker zijn al lang verdrongen door de huidige snel aangroeiende generatie ‘amateurornithologen’ gewapend met telescoop ,up-to-date verrekijkers en teleobjectief. ‘Het kan verkeren’ zei ooit een geletterde noorderbuur en ook hier klopt dit adagio. Bovendien is het fenomeen alleen maar toe te juichen … als er maar regeltjes zijn en de nodige restricties worden in acht genomen.
Nieuwe , goed gelegen kijkwanden (o.m. eendekooi Wenduine) en observatiehutten ( vb. Romboutswerve – Damme) vervangen geleidelijk de eerste schuilhutten en bieden de vogelaar de mogelijkheid z’n observaties en fotoshots naar hartenlust te beleven en te beoefenen.
Onze Mergus-site werd ondertussen hét notaboek van elke veldwaarnemer-ornitholoog, al dan niet met roots in ons gebied en is uitgegroeid tot een incontournabele zoek – en gegevensbank. Veldschetsen werden vervangen door foto’s maar de vogels werden eerder schaars. Maar er is hoop dat de inzet van de vele natuurvrienden voor het behoud en het verwerven van nieuwe natuurgebieden het vogelbestand nieuwe mogelijkheden biedt.
de IFO’s in Doedeljoe, sept., okt., nov 1985
.
Guido Orbie, 16/10/2013