Ringsnavelmeeuwen te Roksem

Johan Buckens

Naar goede gewoonte bevond larofiel Peter Adriaens zich op zondagavond 25 maart in de centrale schuilhut van de Roksemput om de meeuwen te bekijken.  De meeste Kok- en Stormmeeuwen zijn in deze periode al noordwaarts getrokken maar tussen de paar honderd aankomende meeuwen kon Peter om 19.09u een Ringsnavelmeeuw ontdekken. Het betrof een vrij klein exemplaar in volwassen zomerkleed. Kenmerken die de determinatie hard maakten waren de lichte iris, de bijna volledig grijze tertials (zonder de brede witte rand die kenmerkend is voor Stormmeeuw, de zogenaamde ‘tertialboog’), de iets lichter grijze mantelkleur, het handpenpatroon en uiteraard de zwarte band op de snavel . De vogel bleef tot donker waardoor Jan Baert, die toevallig in de buurt was, en ook Rik De Jaegher de vogel nog in beeld kregen. Het viel op dat de vogel voor de soort klein was (even groot als Stormmeeuw) met een vrij kleine snavel. Ringsnavelmeeuwen zijn gemiddeld wat groter dan Stormmeeuw met vaak een opvallend zwaardere snavel. De variatie in grootte is echter aanzienlijk en zoals bij de meeste meeuwensoorten zijn vrouwtjes gemiddeld kleiner dan mannetjes.

Peter kon hiermee zijn vijfde exemplaar toevoegen aan zijn verzameling zelf ontdekte Ringsnavelmeeuwen in België.

De volgende avond stonden Diederik D’hert, Kenny Hessel en Roland Francois de vogel terug op te wachten. Omstreeks 19.30u vond Diederik de vogel als eerste terug in de groep meeuwen. De vogel zat mooi dichtbij maar tegen de tijd dat Diederik zijn fototoestel op zijn statief had gemonteerd was de vogel alweer gaan vliegen. Deze vogel was echter duidelijk groter dan Stormmeeuw met een zware snavel, Kenny kon ook nog een paar kleine bruine vlekjes waarnemen op de kop, restanten van het winterkleed. Dit leek wel een andere vogel dan deze die Peter en Jan de dag voordien hadden gefotografeerd!

Ringsnavelmeeuwen, Roksem, bovenste = vogel1 op 25/03/2012 en onderste = vogel 2 op 30/03/2012 (Jan Baert)


De daaropvolgende dag  (27ste) zagen Jan Baert en ik  terug de eerste vogel (de kleinere vogel van Peter).  Deze vogel bleef opnieuw tot donker. Op 28/03 werd de vogel van Peter voor de laatste keer gezien.

Op de 29ste werd dan weer terug een grotere vogel gezien, door o.a. Jan Baert. De afwezigheid van donkere vlekjes op de kop deed vermoeden dat dit mogelijks een derde exemplaar zou kunnen zijn. Wellicht is het meer aannemelijk dat deze vlekjes niet zichtbaaar waren door de grotere waarnemingsafstand of door het feit dat deze kleine vlekjes na 3 dagen grotendeels verdwenen waren. Drie verschillende vogels op dezelfde plaats in dezelfde week zou misschien al te gek zijn. Omdat er geen foto’s konden worden genomen op 26 maart is er geen zekerheid of het nu om 2 of 3 verschillende vogels gaat.

Dat er in ieder geval 2 verschillende vogels hebben gezeten lijdt geen twijfel: op foto’s kan duidelijk een verschillend handpenpatroon aangetoond worden.

links = vogel 1 op 27/03/2012, rechts = vogel 2 op 30/03/2012 (Jan Baert)


De tweede vogel werd ook nog  de volgende dag gezien en was weer voor korte tijd aanwezig. Wellicht vloog de vogel later op de avond door naar een andere slaapplaats, misschien de spuikom in Oostende of de gipsberg in Zandvoorde. Samengevat werd de kleinere vogel (vogel 1) gezien op 25, 27 en 28 maart, de grotere vogel (vogel 2) op 26, 29 en 30 maart.

Zou één van deze Ringsnavelmeeuwen dezelfde kunnen zijn als de vogel die vorig jaar door Peter aan de Roksemput werd ontdekt? De kans is reëel, in het buitenland zijn verschillende gevallen bekend van plaatstrouwe Ringsnavelmeeuwen.  In Nederland zijn er de adulte vogel van Goes  die acht winters na elkaar terugkeerde en de Ringsnavelmeeuw van Tiel die daar 5 opeenvolgende winters verbleef. Recordhouder is de Noorse vogel die deze winter voor de 19de (!) keer terugkeerde naar Bergen.

Het is trouwens goed mogelijk dat deze vogels in het voorjaar gewoon terugkeren naar Noord-Amerika. Zo is er het geval van een adulte Ringsnavelmeeuw die in oktober 1983 gevangen en geringd werd in Noorwegen en 7 opeenvolgende winters terugkeerde.  Deze vogel kwam jammerlijk om zijn einde toen hij of zij eind april 1990 geschoten werd in Ijsland, wellicht op terugweg naar de broedgebieden. Nog straffer is het geval van de eerste winter vogel die in januari 1990 geringd werd in (alweer) Bergen, teruggezien werd in oktober in Newfoundland (waar de ring werd afgelezen) en de volgende winter opnieuw terugkeerde naar Bergen.

Vogel 2 van Roksem vertoont alvast grote gelijkenissen wat betreft het handpenpatroon ten opzichte van de vogel die vorig jaar in Roksem en Torhout werd gezien: een klein spiegelte op p9 in de rechtervleugel en geen spiegel (wel een vaag, minuscuul spiegeltje bij vogel2) in de linkervleugel.

De vleugels zijn niet exact gelijk maar de handpennen bij meeuwen kunnen van jaar tot jaar kleine verschillen vertonen bij eenzelfde vogel.

Misschien komt er een prettig weerzien volgend jaar?

Ringsnavelmeeuwen, Roksem 30/03/2012 (boven) en Torhout 28/03/2011 (onder) (Jan Baert en Johan Buckens)


Ringsnavelmeeuw is de minst zeldzame van de Amerikaanse meeuwensoorten in België, met 20 aanvaarde gevallen tot en met 2010. De soort is het vaakst waargenomen op meeuwenslaapplaatsen met tien eerdere gevallen op het spaarbekken van Kluizen en drie op de Roksemput, maart en april zijn verreweg de beste maanden om de soort te zien.