“Wulpen in de zon” SLAAPPLAATSEN VAN WULPEN AAN DE OOST- EN MIDDENKUST 23/01/2021 – GUIDO RAPPÉ

Frank De Scheemaeker

‘t Is goed, in droeve coronatijden,

nog eens in ‘t eigen hert te kijken

en in d’eigen computer te peilen

of ik van wintertijd tot prille lentedag

geen enkel hert heb zeer gedaan,

van wulpentellers in de zon op baan;

hierbij toch het verslag welaan !

(vrij naar Alice Nahon)

 

Ja, de intro is ongeveer dezelfde als vorig jaar, want veel is de wereld niet veranderd, alleen nog maar wat meer opgewarmd. Sinds de laatste telling zijn de wulpen wel grotendeels vertrokken na de winter. Ze zijn naar hun zomeroorden teruggekeerd, soms ver van hier, gejaagd door de wind en hun wulpse hormonen. Dat is geen sekstoerisme, maar bittere biologische behoefte. Ze hebben gebaltst, gevogeld, eieren gelegd, gebroed, even op de kuikens gelet en zijn ondertussen al weer naar hun winterverblijven (lees: Vlaanderen als warme reisbestemming) getrokken. Dat allemaal in één jaar. En wat hebben wij uitgewroten in die tijd? We zitten nog altijd in onze coronabubbel. Gevraagd wordt om zoveel mogelijk in ons kot te blijven. Gevraagd wordt om onze mobiliteit te beperken tot essentiële verplaatsingen. Massabijeenkomsten worden beperkt tot 4 personen. Mondmasker wordt aangeraden, evenzo anderhalve meter afstand bewaren met onze medemens. Welnu, vierwerf hoera toch? Wulpen gaan tellen is een essentiële verplaatsing (daar bestaat onder experts geen discussie over), we zijn meestal met minder dan 4 op pad voor dit soort avonturen in de avonduren. We rijden elk in onze bubbel op wielen naar het doel, een plaats waar we een slaapbijeenkomst van wulpen vermoeden. Daar aangekomen blijven we zedig afstand houden.

Deze jaarlijkse gewoonte om eind januari een telling te houden van de aantallen wulpen op hun winterse slaapplaatsen, wordt op Vlaams niveau gecoördineerd door het Instituut voor Natuur en Bos (INBO, coördinator Koen Devos). Dit Vlaamse luik kadert in een internationale context; ook in het buitenland wordt op deze afgesproken zaterdagavond of zo dicht mogelijk bij die datum hetzelfde gedaan. Zo komt men tot een idee van de populatiegrootte van de wulp, een veel handigere en snellere manier dan inventariseren in de broedgebieden met vaak lage dichtheden over enorme oppervlakten.

 

Dit jaarlijkse verslag is ingehaald door klimatologische feiten. Waren de weersomstandigheden voorafgaand aan de telling die van een kwakkelwinter met zachte temperaturen, twee weken later vroor het dat het kraakte en nu is de lente volop in het land, met 4 dagrecords op rij in februari op het vlak van temperatuur (de hoogste ooit). De langbekachtigen gedragen zich navenant. De rechtbekkige grutto’s, lenteboden par excellence, zijn momenteel de krombekkige wulpen aan het vervangen.

 

Wulpen in ons land in de winter zijn werkelijk ‘watervogels’. Ze zijn grotendeels beperkt tot de polders (kust, inclusief buitendijkse gebieden, en Krekengebied Oost-Vlaanderen), met lagere aantallen in het Gentse (Leiemeersen, Kanaalzone) en het Antwerpse havengebied. In onze uithoek van het land verlenen medewerkers van de vogelwerkgroepen Mergus en Middenkust enige uren van hun tijd om in weer en ontij, soms in een lekker winterzonnetje, maar evengoed in mist en nevel, het gejodel dat opstijgt uit de slaapvertrekken te kwantificeren.

Voor de tellers en hun sympathisanten presenteren wij hier graag een eigen streekoverzicht.

 

Klimaat van de voorafgaande wintermaanden

De winter 2020-2021, in de aanloop naar de telling, zag eruit als volgt. (Opmerking: de maandoverzichten zijn gebaseerd op de waarnemingen in Ukkel, in het midden van het land. Dat hoeft niet volledig te corresponderen met de weerssituatie aan de kust, die gemiddeld minder extreem is.)

 

December 2020 wordt samengevat als een warme maand met een nat einde. De gemiddelde temperatuur van 5,7°C (t.o.v. het 30-jarige gemiddelde van 3,9°C (referentieperiode 1981-2010). Vooral de hoge minimumtemperatuur van 3,7°C valt op (5e hoogste sinds 1981, tegenover normaal 1,7°C). Rond Sinterklaas was het kouder dan het gemiddelde, maar vooral 12 tot en met 23 december waren beduidend warmer. Er waren slechts 4 vorstdagen (minimumtemperatuur onder 0°C, normaal 10 dagen) en geen enkele winterse dag (max. temp. onder 0°C). De neerslagdagen (20 dagen, normaal 19 dagen), de totale hoeveelheid neerslag (80 mm, gemiddeld 81 mm) en de windsnelheid (4,2m/s, hoofdzakelijk Z) waren normaal. Er was één duidelijke uitschieter, de storm Bella van zaterdag 26, maar vooral zondag 27 december. De decembermaand kende 3 onweersdagen (normaal 3,1 dagen).

December was eerder somber, met minder dan 34 uur zonneschijn (gem. 45 uur). Gelukkig was het westen van het land zonniger. De luchtdruk lag ferm onder het gemiddelde (1006 hpa, 3e laagste sinds 1981). Er waren geen sneeuwdagen in Laag-België.

 

[LET OP Vanaf 1 januari 2021 schuift de referentieperiode van 30 jaar die het KMI hanteert om te bepalen wat ‘normale’ weersomstandigheden zijn, met 10 jaar op. We verwijzen dus niet langer naar 1981-2010, maar naar 1991-2020. Wat absolute waarden betreft, verandert er dus niets als u december en januari wilt vergelijken, wel de gemiddelden en extremen waar naar verwezen wordt.]

 

De maand januari 2021 was kouder dan normaal door de gemiddelde temperatuur van 3,0°C (normaal 3,7°), met (steeds in Ukkel) een minimum- van -3,0°C en een maximumtemperatuur 11,3°C.  De maand kende een normaal aantal vorstdagen (10, normaal 11), met 1 winterse dag (9 januari). Het was een extreem natte maand. De eerste decade viel de neerslag nog mee, met slechts een vijfde van de normale hoeveelheid (5,2 mm, normaal 26,5 mm). Dat werd ruimschoots gecompenseerd door de tweede decade, met meer dan het dubbele van normaal (53,8 mm, normaal 24,9 mm), goed voor de derde natste tweede decade van januari. De derde decade was zelfs nog natter (72,3 mm, normaal 24,1 mm), de tweede natste derde decade van januari, achter het record van 1995 (86,2 mm). Met in totaal voor de maand 131,3 mm neerslag (normaal 75,5 mm) op 23 dagen (gemiddeld 19 dagen), was januari 2021 de vierde natste januarimaand van de huidige referentieperiode. Dat was in het landschap goed te zien. De polders lagen er overal erg drassig bij. Met de neerslag van deze maand was veel sneeuw en natte sneeuw mee gemoeid, de vierde sneeuwrijkste januarimaand. In Ukkel viel op 9 dagen sneeuw. In de Hoge Venen lag er elke dag van de maand sneeuw (dat was geleden van 2010). In de polders viel het nog mee: de sneeuw was nooit echt een dekkend tapijt.

De luchtdruk was lager dan normaal (1011mm t.o.v. gemiddeld 1017mm). Er  waren in januari 3 onweersdagen (normaal 3,6 dagen).

Het was minder winderig dan normaal (3,6 m/s, normaal 4,1 m/s), de richting normaal (ZW). We zagen het zonnetje veel minder dan gemiddeld (27u uur t.o.v. gem. 59u). Dat maakt deze tot de tweede somberste januarimaand.

 

De tellingen gebeurden grosso modo tussen 16.00  en 17.45 uur.

 

Voorhaven Zeebrugge en Baai van Heist

Vaste medewerker Marc De Ceuninck was heel zen en genoot van het weer: “geen windje, geen briesje….ik heb het daar nog nooit zo rustig geweten.” Hij moest wel, want van wulpen viel niet veel te bespeuren. Hij heeft geteld, herteld en nog eens geteld (in de hoop dat ze zich zouden vermenigvuldigen met het getal pi, Marc?), maar kwam slechts aan 39 wulpen.

 

De Baai van Heist werd net als vorig jaar niet gecontroleerd, omdat de ervaring in vorige jaren geleerd heeft dat dit gebied fungeert als een voorverzamelplaats voor de Voorhaven.

 

Kleiputten van Heist

Jean-Pierre Verduystert had post gevat aan de Kleiputten van Heist van 16 tot 18 uur.

De eerste Wulp verscheen pas om 17 u. Net voor de duisternis, om 17.23 uur, kwam nog een groepje van 73 wulpen aangevlogen uit de richting Ramskapelle. Hij heeft nog gewacht of dit een voorlopige landing was op weg naar een andere slaapplaats, maar heeft die groep niet meer zien opvliegen.

Hier kunnen we een totaal van 74 exemplaren.

 

Achterhaven Zeebrugge

Jan Swimberghe en Guido Rappé hebben de Achterhaven geteld. Kort na aankomst ging alles, eenden, steltlopers…, op de vleugels. Een grote groep wulpen vloog weg in zuidelijke richting, om weer te landen ver weg achter een rietkraag. We taxeerden de weggevlogen groep op een 200-tal, een grove schatting. De gelande vogels waren onmogelijk te zien vanaf de dijk aan de oostkant van de weiden Hoge Noen. In de onmiddellijke omgeving van het telpunt zaten nog wel 38 wulpen. Een zonnige avond gaf de vogels hun mooiste kleuren: smient, wintertaling, slobeend, bergeend… ook 6 zwarte ruiters. Om het gros van de gevloden vogels terug te vinden was het weer naar af en hebben we vanuit het zuiden het poldergebied doorkruist, op zoek naar dat wulpse verborgene. Veel plaatsen kwamen in aanmerking, overal stonden de percelen drassig, overal staan de rietkragen vervelend hoog.

Uiteindelijk werd in de duisternis de groep teruggevonden in de weiden Spoorweg-West. Resp. 110 en 40 vlogen toen op in noordelijke richting, maar er bleven nog een 190 achter. Alles samen komen we op een totaal van minstens 368 wulpen.

 

Zwin (en omgeving)

In het Zwin waren de tellers van dienst Kurt Van Damme, Hendrik Borglevens, Patrick Janssens en Nathalie Resteau.

Het nieuwe Zwin vraagt namelijk wel wat organisatie, vroeger al, nu nog meer. Alle tellers stonden op verschillende plaatsen in het gebied om een zo goed mogelijk overzicht te verkrijgen. Hendrik stond aan de geul en telde daar 110 exx. Kurt stond nabij de landsgrens, waar vroeger het restaurant De koksmuts was. Daar kon hij 217 exx. op het conto schrijven. Nathalie stond langs de Hazegraspolder en zag 151 exx. Patrick stond aan het kijkcentrum en voegde nog 20 wulpen toe. Zo komt het Zwin op een totaal van 498 exx. Dat is een mooi cijfer vergeleken met de vorige jaren. Alleen 2017 deed in de recente jaren beter, met 617 slapers (zie tabel in bijlage).

 

Uitkerkse Poldere

Hier waren de tellers van dienst Marc Peeters, Franky Beidts en Dirk Content. Ze hadden in de Uitkerkse Polder een slaapplaats met 1250 wulpen. Dit cijfer kwam aardig overeen met de waterwildtelling van de vorige week zondag 17 januari, toen er, overdag, alles samen 1135 wulpen waren geteld. Het lijkt er op dat de Uitkerkse vogels in de eigen polders blijven slapen en dat er geen invliegers zijn van elders.

 

Bunkerweiden tussen Klemskerke en Vlissegem

Dit is een slaapplaats die pas voor de derde keer opduikt in de tellingen. Ook nultellingen nemen we graag op. Het leert ons alleen maar het gedrag van de wulpen in onze streek beter te begrijpen. Bruno Beyen is op pad geweest om deze vroegere slaapplaats in de weiden tussen Klemskerke en Vlissegem te controleren. Er waren geen wulpen aanwezig. Hij meldt nog dat hij er ook overdag geen enkele heeft gezien, wat ongewoon is voor dit gebied. Hij denkt daar ook een reden voor te kunnen geven. Die dag waren er verschillende keren helikopters en paramotors overgevlogen. Al het aanwezige gevogelte vloog telkens weer op. Wulpen zijn sowieso al zeer verstoringsgevoelig, dus vermoedelijk zijn die allemaal het gebied uitgevlogen.

 

Damme en omgeving

Tellers van dienst waren hier Gilles Bavay, Niels Wuyts en Rudy Deplae. Aan de kijkhut van het reservaat Stadswallen, een traditionele slaapplaats, kwamen geen wulpen slapen. Dat is al een tijdje zo. Ook vorig jaar leverde deze plek slechts 3 wulpen op. Het is nu vooral een slaapplaats geworden van kievit, kolgans, grauwe gans, meerkoet, ooievaar en zeer veel eenden.

De huidige slaapplaats is iets meer naar het westen (3.265260 E/51.250510 N). Die bevindt zich op grasland dat onder verhoogd waterpeil is geplaatst. Daar kwamen 358 wulpen slapen.

 

Kleiputten Oostkerke-Hoeke en omgeving

Hier werd geteld door Robrecht Pillen en Emmanuel Crul. De groep was terug op de traditionele slaapplaats, bij de kleiputten te Oostkerke, langs de Hoekestraat. Daar kwamen 340 wulpen slapen.

 

Lage Moeren Meetkerke

Mieke Rodts heeft zaterdagmorgen rond 8.30 op de plas langs de Oosternieuwweg in Varsenare (westrand Lage Moeren) 107 wulpen geteld, die toen weggevlogen zijn naar nabijgelegen weiden.

De vraag van vorig jaar blijft, of dit echt om een slaapplaats gaat, dan wel om foerageergedrag van vroege vogels. Omdat in dit gebied, de Lage Moeren en omgeving, in vorige jaren wel soms een slaapplaats gemeld werd, neem ik dit getal toch op in het overzicht.

 

Bourgognemeersen Eernegem-Westkerke

Opnieuw is dit een domper. Koen Maertens en Dirk Anseeuw hebben ’s namiddags post gevat tot na 17u40 bij de slaapplaats in de Bourgognemeersen in Eernegem. Helaas was er niets te zien. Er waren nochtans behoorlijke aantallen foeragerende vogels aanwezig in de omgeving, op twee verschillende plekken.

Koen zag er 100 omstreeks 16u00 langs de Christinestraat in Gistel. Dirk telde er 420 langs de Mosselstraat in Gistel.

Maar komen slapen in de Bourgognemeersen deden ze niet. Waar dan wel blijft voorlopig onduidelijk. Alle suggesties zijn welkom mocht er in de streek een nieuwe slaapplaats zijn ter vervanging van deze vroeger klassieke slaapplaats. Vorig jaar al werd dit vermoeden geformuleerd. Ook toen kwamen er geen wulpen slapen in de Bourgognemeersen. In vroegere jaren was deze plaats een van de sterkhouders, met aantallen in de grootte-orde 750-1200 wulpen.

In de overzichtstabel werden deze 520 wulpen meegerekend, onder voorbehoud weliswaar.

 

Pompje Oudenburg

Van Serge Allein van partnervereniging Vogelwerkgroep Middenkust kreeg ik de resultaten van de Middenkust toegestuurd.

Dirk Vanhoecke, de traditionele teller van het Pompje, had een en ander te vertellen over ‘zijn’ gebied. Ik laat hem hier graag zelf aan het woord.

“De slapende wulpen hebben sedert begin deze winter een nieuwe slaapplaats in ’t Pompje, moeilijker te tellen, wel veiliger voor predatie.  Ik vermoed dat de slechtvalken daar voor iets tussen zitten: de vorige slaapplaats was net naast een mast waar constant een subadulte slechtvalk heel regelmatig de wacht houdt, ook blijft slapen.  Geen leuk gedacht te moeten wakker worden bij het krieken van de dag, met de kans dat zo’n beest u nogal bruusk kan wekken.

Dit is de derde slaapplaats al in 10 jaar, de eerste is ingenomen door grauwe en Canadese ganzen en meeuwen, de tweede wordt dus door een slechtvalk in de gaten gehouden.  Op deze nieuwe slaapplaats moeten de wulpen meer smienten, slobeenden en wintertalingen naast zich dulden.

Omstandigheden ideaal, geen mist deze keer, mooie belichting.

In totaal kwamen minimum 472 wulpen de nacht doorbrengen.  Dat is iets minder dan de vorige jaren, wel in lijn met de mindere aantallen van de gewone tellingen.”

 

Sluiskreek/Zoutekreek Zandvoorde

Aan de Oostendse kreken was het dit jaar heel wat minder. De teller, in de persoon van Tim Goethals, vond er geen enkele slapende wulp. Een lawaaierig luchtkanon, vermoedelijk tegen de aanwezigheid van ganzen gericht, was het verstorend element.

 

Conclusie

De telling van wulpen op hun slaapplaatsen gebeurde dit jaar onder een winterzonnetje. Van één gebied zijn we  niet zeker waar de wulpen echt gaan slapen (Bourgognemeersen). Het hoge aantal dat gezien werd in de onmiddellijke omgeving en laat in de namiddag werd hier toch meegerekend. Ook van de Lage Moeren in Meetkerke is niet 100% zeker of de wulpen van ’s anderendaags in de vroege ochtend echt slapers waren uit die omgeving. Desondanks mogen het totaal van 4027 wulpen (of toch minstens 3400) als een geslaagde telling beschouwen. Er werd op 14 plaatsen gecontroleerd, op 10 plaatsen ervan wulpen geconstateerd in de wijde regio (Oostkust t.e.m. omgeving Zoutekreek, met dank aan Vogelwerkgroep Middenkust). Het zijn allemaal klassieke slaapplaatsen. Dit totaal, het resultaat van enige aannames toch, zou het hoogste resultaat zijn van de laatste 7 winters. De aantallen vertonen een redelijk standvastig beeld van 3000 à 4000 wulpen in onze regio in het midden van de winter, met een gemiddelde van 3674 (zonder de huidige telling). Het huidige resultaat is vergelijkbaar met de telling van 2017 (zie tabel onderaan). Het record tijdens deze officiële midwintertellingen ligt nog steeds op 6205, genoteerd in 2011 (niet meegerekend in het gemiddelde).

De Uitkerkse Polders (1250 of 31% van de gehele regio) nemen, zoals de meeste jaren, de eerste plaats in. Drie plaatsen kennen een grootte-orde van een 500-tal vogels: de Bourgognemeersen (520, onder voorbehoud, zie hoger), het Zwin en het Pompje Oudenburg (zelfde grootte-orde). De Achterhaven Zeebrugge, de westkant van Damme en de Kleiput van Oostkerke leveren elk zo’n 350 wulpen op. De resterende gebieden zaten op een aantal van 100 of minder.

 

Er blijven, zoals elk jaar, wel vragen hangen. Waar slapen de hoge aantallen wulpen van Gistel-Eernegem als ze dat niet in de Bourgognemeersen doen? Herbergen de Lage Moeren van Meetkerke wel of niet een slaapplaats? De ‘nieuwe’ slaapplaats in Klemskerke-Vlissegem van de vorige twee jaren was nu niet bezet, maar we moeten alert blijven op kleine slaapplaatsen, misschien tijdelijk van aard in een nat jaar.

 

Een ander facet is de verstoring op het platteland (en overal elders in onze schaarse open ruimte). Die neemt alleen maar toe en niet alleen voor wulpen (hoewel het al drie slaapplaatsen heeft gekost). In de natuur is het geen vetpot. Elke energieverspilling van een wild dier, bijvoorbeeld voor niet-essentiële verplaatsingen, moet gecompenseerd worden door extra foerageren.

Er zijn niet alleen de klassieke landbouwactiviteiten (of het zouden megagrote, fel verlichte serres moeten zijn), maar ook steeds meer actieve en passieve vormen van drukte maken. Actieve vormen van verjagen (luchtkanon), maar ook de, al dan niet recreatieve, vormen van luchtverkeer. Wordt het geen tijd dat dit boven belangrijke natuurgebieden met verstoringsgevoelige fauna verboden wordt? Moet het hedendaagse natuurbehoud in een overbevolkt land daar geen paal en perk aan stellen?

In het algemeen hebben, onvrijwillig, waarschijnlijk ook de toegenomen horden ‘in de natuur verpozers’ een negatieve impact. We hebben het hier niet over de welmenende en geïnformeerde natuurliefhebber (of het zou een opdringerige fotograaf moet zijn). Wel over de gestaag gegroeide en door de coronamaatregelen exponentieel toegenomen menselijke aanwezigheid overal in het landschap. Dit verschijnsel erodeert op een nauwelijks zichtbare en niet gemonitorde of bestudeerde wijze de natuurkwaliteit ervan. Het is toch een bizar verschijnsel dat de wetgeving bestaat, maar niet afgedwongen wordt: het gros van onze avifauna is wettelijk beschermd en mag o.a. niet verstoord worden. In sommige dossiers valt er te discussiëren en kan bij bewezen schade door ‘de natuur’ (bijv. wolf doodt schaap) door de getroffen persoon een compensatie ontvangen worden. Maar wat doe je, omgekeerd, met, of liever: tegen (de eigenaars van) loslopende honden op het strand die niets liever doen dan scholeksters, steenlopers, meeuwen… verjagen? Geen mens wordt hiermee geschaad (of het zou een kind moeten zijn dat een hondenschrik voor de rest van zijn leven opdoet), maar de vogels moeten wel extra foerageren, in het geval van meeuwen een extra vuilniszak open scheuren. Misschien moet dat ook eens bekeken worden vanuit het standpunt van milieu-impact. Windmolens en hoogspanningsleidingen worden hier aan onderworpen, waarom geen loslopende honden (die vaak de wolf ten onrechte een slechte naam bezorgen), losjes gehanteerde stuurknuppels en parachutes in de lucht…? “We shall fight on the beaches, we shall fight in the air, we shall fight in the fields…” citaat W. Churchill (nooit geweten dat dat zo’n fanatieke natuurbeschermer was). Hulp voor de wulp (eskimo-, dunbek-, Zuidzee-, Siberische) en het Boze Beestenbos.

 

Het was de dertiende keer dat deze wulpenslaapplaatsentelling plaats vond. Ter vergelijking nog eens de aantallen van de vorige jaren: 3528 ex op 31/01/2009, 3184 ex op 30/01/2010, 6205 op 29/01/2011, 3975 op 28/01/2012, 4794 op 25/01/2014, 3050 op 24/01/2015, 3646 op 23/01/2016, 3982 op 21/01/2017, 3672 op 20/01/2018, 3164 (gecorrigeerd cijfer) op 19/01/2019, 3742 op 25/01/2020. (Opmerking: in 2013, niet in dit lijstje, waren de weersomstandigheden extreem anders: in het pas de dag van de telling voorzichtig dooiend witte sneeuw- en vorstlandschap van toen, kende de wulpenaanwezigheid (en de telprecisie?) een absoluut dieptepunt van een geschatte 1100-1200 ex.)

 

Een oprecht woord van dank aan alle tellers en lokale contacten: Geert De Clercq , Dirk Content, Franky Beidts, Mark Peeters, Bruno Beyen, Marc De Ceuninck, Jean-Pierre Verduystert, Jan Swimberghe, Guido Rappé, Hendrik Borglevens, Kurt Van Damme, Patrick Janssens, Nathalie Resteau, Emmanuel Crul, Robrecht Pillen, Gilles Bavay, Niels Wuyts, Rudy Deplae, Dirk Vanhoecke, Serge Allein, Tim Goethals, Mieke Rodts, Koen Maertens, Dirk Anseeuw.

 

Ten slotte vindt u hieronder nog eens een overzichtstabel van de deelgebieden van dit jaar en de zes vorige jaren ter vergelijking (geel in 2019 betekent een aanvulling op het verslag van toen, in 2020 betreft het beredeneerde schattingen, in 2021 enige aannames).

Guido Rappé

 

Wulpenslaapplaatstelling 2015 2016 2017 2018 2019 2020 2021
Uitkerke 743 1297 634 1203 506 1600 1250
Meersen Bourgogne Eernegem 672 503 241 362 32 0 520
Zwin 251 147 617 157 353 245 498
Pompje Oudenburg 287 319 533 418 522 306 472
Achterhaven Zeebrugge 309 300 781 209 305 286 368
Mikhem W-Damme   141 ? 110 258 400 358
Kleiput Oostkerke & omgeving 362 510 274 430 485 415 340
Lage Moeren Meetkerke 27 0 0 98 108 64 107
Kleiputten van Heist       0 0 ? 74
Voorhaven Zeebrugge 0 72 825 162 253 179 39
Bunkerweiden Klemskerke-Vlissegem         180 165 0
Sluis-, Zoutekreek Zandvoorde 152 174 72 203 162 79 0
Stadswallen Damme 247 183 0 320 0 3 0
Baai van Heist     5 ? ? ? ?
Romboutswerve Damme   (50?) 0 ? 0? ? ?
Totaal 3050 3646 3982 3672 3164 3742 4026

 

Guido Rappé